Home / Blog / Nederlanders overschatten de tijd die ze online doorbrengen

Nederlanders overschatten de tijd die ze online doorbrengen

LATER LEZEN

De grootste makke van de communicatiewetenschap is dat we niet in staat zijn mediagebruik goed te meten. Het is moeilijk om vast te stellen hoeveel tijd mensen naar muziek luisteren of hoe lang ze naar Nederland 1 kijken. Het meten van digitaal mediagebruik is misschien wel nog moeilijker. Zo schreven we in 2013 over onderzoek naar Facebookgebruik van studenten (spoiler: ze overschatten dat).

Dat neemt niet weg dat we mediagebruik toch vaak claimen te meten, omdat het een essentiële variabele is. Het belang van accuraatheid is dus groot. UvA-communicatiewetenschappers Theo Araujo, Anke Wonneberger, Peter Neijens  en Claes de Vreese vergeleken tracking data met zelfrapportage [open access]. Ze wilden achterhalen welke factoren zelfrapportage beïnvloeden en welke strategieën opstellers van vragenlijsten kunnen inzetten om te zorgen dat respondenten een betere inschatting maken van hun mediagebruik.

Methode
De onderzoekers maakten gebruik van een bestaand online panel van TNS NIPO. Een deel van de deelnemers daaraan heeft software geïnstalleerd waarmee het internetgebruik gemeten kan worden (tracking). Voorwaarde voor deelname aan het onderzoek was dat de respondent alleenstaand was, om zeker te weten dat alleen die persoon de computer had gebruikt. 921 mensen voldeden aan de criteria, waarvan uiteindelijk 690 mensen reageerden.

Deze respondenten moesten vragen beantwoorden over één specifiek apparaat (computer of tablet) waarop de tracking software was geïnstalleerd. De helft van de respondenten kreeg steeds eerst drie ‘anchoring questions’ voorgelegd: vragen die bedoeld zijn om het geheugen te verbeteren. Wat voor soort dag was het? Was je aan het werk? Voor welke situatie gebruikte je je apparaat?

Alle respondenten moesten in minuten aangeven hoe lang ze hadden geïnternet de dag ervoor en hoe lang op een typische dag. Daarnaast moesten ze vragen beantwoorden over multitasken.

Al het internetverkeer op het apparaat gedurende een maand werd bijgehouden. De software legde alle bezochte URLs vast, evenals hoeveel seconden de URL actief bleef in de browser (dat wil zeggen: de tijd dat die tab de weergegeven pagina was).

Overschatting
Respondenten gaven in de survey aan dat ze de dag ervoor gemiddeld 126,74 minuten online waren geweest. De zelfrapportage voor een typische dag was 143,14 minuten. De software liet zien echter dat respondenten de dag ervoor gemiddeld 103,55 minuten het internet had gebruikt, terwijl over de gehele periode een gemiddelde dag neerkwam op 126,27 minuten. Bij de gemiddelden zien we dus overschatting: het werkelijke gebruik was lager dan wat mensen dachten. Dat was natuurlijk niet voor iedereen zo, sommige respondenten maakten een onderschatting, andere een overschatting en weer andere zaten goed in de buurt. De gemiddelde absolute fout voor de dag ervoor was 100,64 min en 94,66 minuten voor een typische dag.

Hoeveel internet men gebruikt speelt daarin een rol: mensen die weinig internetten, hadden overrapportage, terwijl mensen die veel internetten hun gedrag onderschatten. Multitasken had alleen een effect bij de respondenten die veel internet gebruikten: hogere niveaus multitasken betekende bij hen minder vaak onderrapportage. Tabletgebruikers deden het niet anders dan computergebruikers als het gaat om absolute fouten, maar specifieke modellen lieten wel zien dat zij eerder hun gebruik onderschatten.

Een deel van de steekproef kreeg dus ‘anchoring questions’ met het idee dat zij hierdoor accuratere antwoorden zouden geven. Dat bleek niet zo te zijn.

Implicaties
De resultaten stemmen dus droevig: mensen maken grove fouten bij het inschatten van hun mediagebruik. Overrapportage komt daarbij het meest voor. Dat geldt niet voor mensen die veel internetten of internet via de tablet gebruiken: zij onderschatten eerder hun gebruik. De gebruikte anchoring questions lossen dat probleem niet op. De onderzoekers stellen dat het beter is om te vragen naar een typische dag dan vragen naar gisteren, want dat geeft betere resultaten. Andere anchoring questions zouden daarbij kunnen helpen, bijvoorbeeld wanneer er een indicatie wordt gegeven van de werkelijke gemiddelde tijd. Het is van belang zulke vragen te testen.

Ook uit eerdere onderzoeken met andere media zoals televisie en telefoon blijkt dat mensen doorgaans hun mediagebruik overschatten, behalve als zij grootgebruikers zijn. De onderzoekers gaan niet in op de culturele redenen die hieraan mogelijk ten grondslag liggen. Wellicht vinden we al snel dat we te veel internetten, omdat we dat als ledigheid zien. Zicht op zulke redenen zal evenwel moeilijk te vertalen zijn in concrete aanpassingen aan vragenlijsten. We blijven dus nog maar een tijd aanmodderen.

DEEL DIT BERICHT