Home / Blog / De geschiedenis van webTV

De geschiedenis van webTV

LATER LEZEN

Voor de millenniumwisseling werden vrijwel alle media doodverklaard. Onder invloed van technologische veranderingen zou de manier waarop we media gebruiken drastisch veranderden. Vooral tv moest het ontzien: “there’s a shift going on: eyeballs that once were in front of the TV are now in front of a PC” zei kabelgigant Sheri Herman in 1996. Televisie moest anders, moest naar het internet. De vorm die daarvoor bedacht werd was de webisode, ook wel web series, bitcoms, webtv of cybersoaps. In een recent academisch essay [abstract] analyseert Aymar Jean Christian de geschiedenis van web entertainment shows.

Leren van tv

De instabiele overgangsfase is volgens Christian een botsing tussen de ‘push-marketing’ van tv en de ‘pull’-dynamiek van het web. Massa-publieken en massa-distributie vormen de kern van televisie. In de eerste fase van verandering werd er erg gesteund op de kenmerken van televisie: genre (soap), series (publicatie als vervolgverhaal), business (web als extensie van reguliere televisieshows, sponsoring). Er werd wel geëxperimenteerd met productie en receptie. Vanwege de lage bandbreedte werd er vooral uitgeweken naar het creëren van multimediale ervaringen: de integratie van tekst, beeld en publieksparticipatie. De eerste hit, The Spot [wiki] getuigt hiervan.

Er volgden vele klonen en er was veel enthousiasme over de nieuwe mogelijkheden. Het web werd gezien als een goedkopere manier om tv te maken en om het verdienmodel van tv te verbeteren door mensen er meer bij te betrekken. Deze euforie werd getemperd door technologische beperkingen: de programma’s met alle extra features vroegen om speciale browsers en spelers.

Democratisering

In de late jaren ’90 ontstonden er nieuwe vormen. Onder invloed van webcams en videoblogs en dankzij streaming-technologie kwamen er nieuwe series, vaak gericht op nichemarkten en het insluiten van ‘outsiders’ zoals homoseksuelen (een voorbeeld is SnackBoy). Dit wakkerde de hoop aan dat het internet een democratiserende kracht was. Er werd ook geëxperimenteerd met (korte) films en animatie.

Met YouTube kwam er een nieuwe golf. Bedrijven konden kapitaliseren op User Generated Content, zogenaamd ook een vorm van democratisering, en het publiek had een eigen netwerk. Wat zo opmerkelijk is, stelt Christian, dat tv steeds hét model blijft. Hij concludeert:

“What the history of web entertainments shows is that it has never deviated from legacy media, including television, even at its most anarchic and open. Instead television has been an object of desire and abjection for those seeking an edge in online markets. During a period of industrial uncertainty, TV inspired web producers and entrepreneurs to create networks that hewed to its genres and business practices. Within these constraints, producers tested the medium from its margins and within Hollywood’s increasingly complex production matrix. The illusory promise of a new form of television spawned an industry using strategies from its media parent while deviating from norms to support a broader array of stories, content creators and models for user participation (p. 352)”.