Home / Blog / De pil in digitale tijden: seksuele voorlichting online

De pil in digitale tijden: seksuele voorlichting online

LATER LEZEN

Online kan iedereen zijn eigen website of vlog over seksuele voorlichting beginnen. Daar kleeft een evident risico van desinformatie aan. Historica Manon Parry doet onderzoek naar wetenschapscommunicatie, en publiceerde recent een studie naar voorlichting over anticonceptie in digitale tijden in de bundel Reproductive Rights Issues in Popular Media: International Perspectives [betaalmuur].

Verschillende kanalen
Ze stelt vast dat er ‘informele seksuele voorlichting’ plaatsvindt: gemaakt door een onafhankelijk individu, vaak in reactie op boodschappen uit meer formeel-gemaakte media. Het gaat om amateurs en/of activisten die zorgen voor meer diversificatie in wat er online te vinden is. Zo komt er bijvoorbeeld kritiek uit de lhbtqia*-hoek op mainstream voorlichting en representatie.

Daarnaast zijn er sites gemaakt door kleine teams, gefinancierd met een mix van publiek geld en commerciële baten, met specifiek educatieve doeleinden. Scarleteen is daar een voorbeeld van. De toon daar is casual en empowerend. De informatie komt vooral in de vorm van tekst en is zwaar, in de zin dat er veel medische en technische termen worden gebruikt.

Tot slot zijn er ook grote, gevestigde organisaties online actief. Parry noemt hier als voorbeeld Bedsider, een site die zich specifiek richt op anticonceptie. Deze site is goed ontvangen door Amerikaanse professionals als ‘de eerste digitale interventie in reproductieve gezondheid’.

Conclusie
Professionals in de gezondheidssector worden steeds meer aangemoedigd ‘consumenten’ online op te zoeken waar ze zitten: op Facebook en YouTube bijvoorbeeld. Als je publieken daar wilt aanspreken, doe je er goed aan hun input mee te nemen. Parry concludeert dat voorlichting gebaseerd op officiële bronnen maar van buiten de officiële kanalen geloofwaardiger is:

“Digital users are reframing or completely remaking the media that targets them, rejecting the hierarchy of expert and audience, and reaching out to underserved groups with messaging that respects a growing array of gender identities and sexual behaviors. Furthermore, institutional resources are well-utilized by individuals and entrepreneurs, as Scarleteen’s hyperlinks to published research and state and federal information demonstrates. The credibility of those drawing on these “official” resources comes precisely from their location outside of official institutional realms, and from their apparently authentic and spontaneous engagement with their peers (as opposed to a contrived and organized response). So far, entrepreneurial and individual efforts appear to have more quickly adapted to the expectations of the digital age, and most likely will drive changes in institutional approaches. Yet it may be a mistake for those in institutional projects to try to mimic the techniques of their competitors. In this diversified digital age, such competition may in fact prove entirely complementary” (p. 64).

De conclusie is dus dat gevestigde voorlichtingsorganisaties vooral niet hun concurrenten na moeten doen. Het is belangrijk dat zij de betrouwbare bronnen zijn, waarnaar anderen weer kunnen verwijzen.

DEEL DIT BERICHT