Het verschil tussen populaire cultuur en popcultuur
Populaire cultuur is mijn specialisatie. In het Engels is die term veel meer ingeburgerd dan in het Nederlands: ik krijg regelmatig de vraag wat dat is, populaire cultuur. Het antwoord heb ik paraat maar het bevredigt nooit.
Op de vraag reageer ik meestal met voorbeelden (“films, series, maar ook sociale media en tijdschriften”) omdat mijn gehoor weinig heeft aan een moeilijke academische definitie (“het terrein van strijd tussen het verzet van onderschikte groepen tegen de incorporerende krachten van dominante groepen”). Sowieso bestaat er geen mooie sluitende definitie, zie dit stuk dat ik daarover met collega’s schreef. In het Nederlands is dat nog lastiger dan in het Engels, omdat popular een betekenis heeft die populair mist, namelijk ‘van het volk’.
Raymond Williams, een van de grondleggers van het onderzoek in deze richting, schrijft daarom in zijn Keywords:
“Popular culture was not identified by the people but by others, and it still carries two older senses: inferior kinds of work (cf, popular literature, popular press as distinguished from quality press); and work deliberately setting out to win favour (popular journalism as distinguished from democratic journalism); as well as the more modern sense of well-liked by many people … The sense of popular culture as the culture actually made by people for themselves is different from all of these. It relates to … folk-culture … [but is] contemporary as well as historical” (p. 237).
Onderzoekers in dit veld hebben na Williams nog andere elementen hieraan toegevoegd, zoals het belang van het alledaagse. Daarmee staan we in de wetenschap mijlenver af van hoe popular cultuur in spreektaal wordt gebruikt. Althans, dat stelt Alan McKee in een recente bespreking [abstract] van verschillende definities.
In spreektaal gaat het meestal over pop culture, zoals ook pop music een afkorting is. Ook in het Nederlands zien we die termen. Volgens McKee gaat het bij popcultuur steevast over commercieel mainstream entertainment, en dus niet over volkscultuur of het alledaagse. Hij merkt op dat de meeste mensen spreken van entertainment en dat de term popcultuur pas opduikt als het gaat om
“detailed, active engagement with entertainment products that can involve analysis of texts, gathering information about production, or thoughts about the cultural and political implications of entertainment products”.
Het zijn dan mensen die het leuk vinden om popcultuur te consumeren en bij wie het nader nadenken daarover (of erover schrijven) onderdeel is van dat plezier. Mensen die zich op die manier bezighouden met popcultuur veronderstellen een gedeeld leuk vinden: zij en de lezer, kijker of luisteraar houden van dezelfde cultuuruitingen.
In de wetenschap is dat niet zo – ik ken een schrikbarend aantal televisiewetenschappers dat nooit televisie kijkt en zelfs de neus ophaalt voor hun onderzoeksobject (ikzelf ben niet zo iemand). Er zijn ook onderzoekers die fan zijn van bepaalde vormen van populaire cultuur, maar zij worden eerder verdacht dan geprezen. Zogeheten aca-fans moeten zich voortdurend verdedigen. Ter contrast: vind maar eens Shakespeare-onderzoeker die niet van Shakespeare houdt.
McKee neemt het op voor de aca-fan en benadrukt dat het goed mogelijk is om kritisch te zijn op de cultuuruitingen waarvan we houden. Dat is volgens hem ook de les die we moeten halen uit het spreektaalgebruik:
“Be precise in defining our object of study. Choose coherent objects of study. Understand that loving something does not mean we are necessarily thoughtless about it. These are lessons that we can learn from the version of ‘popular culture’ that lives in popular culture.”
Dat klinkt sympathiek, net als de rest van zijn argument. Toch denk ik dat er een wezenlijk conceptueel verschil zit tussen de soorten definities en dat het waardevol is om het onderscheid tussen popcultuur en populaire cultuur te behouden. Het eerste verwijst dan naar (voornamelijk) Amerikaans mainstream entertainment. Het tweede behelst meer, zoals lokale cultuuruitingen en fanproducties, en veronderstelt dat macht onderdeel is van de analyse.
Als voorbeeld: het fenomeen André Rieu is goed te bestuderen als populaire cultuur vanwege de strijd die er gaande tussen snobs die hem afwijzen en het volk dat zijn muziek omarmt. Zijn muziek heeft met popcultuur niets te maken. Onderzoek naar populaire cultuur is dan ook niet hetzelfde als het bestuderen van popcultuur.