Hoe televisie zorgde voor de triomf van de private emotie
Emoties horen niet thuis in de publieke sfeer, zo vond men vroeger. Inmiddels kunnen we ons bijna geen publieke sfeer meer zonder voorstellen: op het Journaal zien we boze of verdrietige burgers en in kranten beginnen journalisten en opiniemakers hun essays met persoonlijke anekdotes. De private emotie is geëmancipeerd, stelt Huub Wijfjes. Hij hield in december zijn afscheidsrede [vrije toegang] als bijzonder hoogleraar Geschiedenis van Radio en Televisie.
De scheiding van de publieke en private sfeer heeft alles te maken met de scheiding van emotie en ratio. Omdat media de publieke sfeer grotendeels vormen, zag je daar dus geen emoties. Wijfjes:
“Tot ver in de twintigste eeuw was het normale praktijk in media dat de private emotie rondom slachtofferschap, rouw, verlies en achterstelling niet in de publieke sfeer werd beleden of getoond. Emotionele beleving van de politiek was voorbehouden aan totalitaire figuren die de totale macht wilden hebben en in sommige gevallen ook kregen. ‘Gewone’ mensen moesten hun emoties vooral privé houden; in de publieke media werd emotioneel vertoon als onfatsoenlijk en aanvaardbaar geacht. Tot ver in de jaren zestig werden emoties zoveel mogelijk weggehouden uit de media, ook uit de televisie. Niet zozeer omdat emoties ontkend werden, maar omdat men vond dat ze tot het private leven van mensen behoorden” (p. 5).
Dat veranderde dankzij de ontwikkeling van televisie. TV en emoties bleken ontzettend goed samen te gaan, zo ontdekten makers gaande wijs. Televisie flowt het beste als er verhalen op verteld worden in herkenbare narratieven met herkenbare personen. De belangrijkste middelen in die verhalen zijn de menselijke ervaring en individuele emoties. Televisie geeft ons een blik op de werkelijkheid met verhalen die dus bol staan van de emotie. Structurele problemen (denk aan de klimaatcrisis, migratievraagstukken en oorlog) worden belicht met personen, betoogt Wijfjes. Volgens hem is “de combinatie van emotie en persoonlijkheid veruit de belangrijkste eigenschap om goede tv op te leveren” (p. 7).
De emancipatie van private emoties in de publieke sfeer zijn positief geweest voor de emancipatie van achtergestelde groepen, stelt Wijfjes. Hij ziet positieve effecten:
“meer mensen en groepen hebben door televisie veel meer identificatiemogelijkheden gekregen en bij allerhande problemen is de televisie deel van de verwerking of oplossing van problemen zoals pesten, ziekte, trauma’s, misbruik en achterstelling, dood en verlies, grensoverschrijdend gedrag en vele meer” (p. 8).
Hij ziet daar een grote taak voor de publieke omroep. Hij ziet commerciële omroepen “vaak uitblinken in het uitmelken van emoties als vermaak omdat zoiets veel inkomsten kan genereren” (p. 10), terwijl publieke omroepen die emoties zouden moeten gebruiken voor maatschappelijke relevantie. Daarbij is kritisch op journalisten: zij zouden vaker moeten doorvragen bij emotionele burgers.
Tot slot nog een ander, positief inzicht over televisie en emoties uit de afscheidsrede speciaal voor mensen die zich zorgen maken om ontlezing en daarmee gepaard gaande teruglopende geletterdheid. Zij zouden
“eens moeten kijken naar de vaardigheden die [de] mens heeft om een uiterst complex samenstel van vloeiende beeldnarratieven in de meest uiteenlopende dramaseries te decoderen. Waar sommige jongeren van nu al moeite hebben met het uitlezen van Jip en Janneke, zo vaardig zijn ze in het begrijpen van de langdurende en zeer complexe series die Netflix, HBO-max, Amazon Prime en ook publieke en commerciële omroepen beschikbaar maken. Met name omdat de tvwetcombinatie van karakter, emotie en strijd het grondwerk onder iedere serie of film is” (p. 8).