Huis-aan-huisbladen: redders van de lokale journalistiek of veredelde reclamefolders?
“Regionale kranten worden meer gelezen dan alle landelijke dagbladen bij elkaar”, sprak politicoloog Philip van Praag ooit waarschuwend bij een symposium. Ik ben zijn woorden nooit vergeten. Landelijke kranten krijgen de aandacht, want de elite richt zich op het landelijke, maar we vergeten dat meer mensen – nog steeds – meer binding hebben met het lokale. Vergelijkbaar kunnen we schamperen over huis-aan-huisbladen, maar daarin staat, zo stelt NRC, betere journalistiek dan in de concurrentie.
De Nieuwsbode heette het ‘lokale sufferdje’ van Zeist, en mijn moeder las hem trouw. Huis-aan-huisbladen worden gratis verspreid, de kosten worden gedekt door adverteerders. Dat betekent dat er budget is en er dus redacteuren betaald kunnen worden. Veel huis-aan-huisbladen zijn veredelde reclamefolders, maar met één verschil: als zo’n gratis krant voldoende journalistiek bevat, mag de bezorger de nee-nee-sticker omzeilen.
Lokale journalistiek is belangrijk, want ook de lokale democratie moet gecontroleerd worden. Bij regionale bladen is er de afgelopen decennia alleen maar geknot. In die zin is het dus goed dat huis-aan-huisbladen er zijn. Aan de andere kant bestaat er het risico van misbruik. NRC schrijft over de nieuwe titel City:
“Onthullingen over corrupte wethouders zul je er niet in aantreffen . Het is een feel-goodblad, met veel lifestyle en entertainment. Ieder nummer heeft een bekende Nederlander op het omslag, met interview binnenin.”
City wordt in zeven steden verspreid, waaronder Amsterdam – niet echt een regio die mag klagen over te weinig aandacht.