Home / Blog / Populisme in Nederland neemt af; talkshow meest populistische medium

Populisme in Nederland neemt af; talkshow meest populistische medium

LATER LEZEN

Marco Pastors bij P&WSinds de opkomst van Pim Fortuyn en – daarna – de PVV lijkt het erop dat Nederland in de ban is van het populisme. Lijkt, want we horen dit vaak in de media en in de kroeg. Is er ook empirische basis voor? Volgens communicatiewetenschappers Linda Bos en Kees Brants  doen er drie assumpties de ronde. Ten eerste zou populisme verklaard kunnen worden door anti-immigratiesentimenten. Ten tweede  zou het succes van populistische retoriek zich verspreid hebben naar mainstreampartijen. Ten derde zouden de media angst voeden door nog meer immigratienieuws te brengen. Bos en Brants [abstract] besloten te onderzoeken of deze assumpties ook waar zijn.

Wat is populisme?
Daarvoor is eerst een definitie van populisme nodig. Dat is niet zo makkelijk: in Zuid-Amerika worden vooral socialistische partijen als populistisch bestempeld, terwijl in Scandinavië dat label gereserveerd is voor het liberalisme.  Definities van populisme verschillen in en benadrukken verschillende elementen, zoals populistische ideeën, populistische stijl en of populistisch beleid. Populisme is onlosmakelijk verbonden met de media: om het waarnemen moet je naar mediateksten kijken. Daarbij is het lastig om vast te stellen of het gaat om populisme voor de media of door de media. Media kunnen het geluid van de politicus weergeven, waarbij ze hedendaagse nieuwswaarden volgen. Media kunnen ook zelf een interpretatie geven. In dat geval gaat om journalisten die zelf populistische attitudes hebben.

Methode
Bos en Brants onderzochten verschillen door de tijd. Ze bekeken steeds de vier weken voor de verkiezingscampagnes van  1994, 1998, 2002, 2003, 2006, 2010 en 2012. Ze onderzochten NRC Handelsblad en De Telegraaf; Het Journaal en RTL Nieuws; de actualiteitenprogramma’s Het Elfde Uur, de Grote Vier, Barend & van Dorp, Pauw & Witteman en Knevel & van den Brink; en de campagnespotjes van politieke partijen. Items en artikelen werden alleen gecodeerd als een partijleider werd genoemd of geïnterviewd, met een maximum van vijf partijleiders per item. Het ging om de partijen LPF, PVV, ToN en EenNL (die alle vier door tegenstanders rechtspopulistisch zijn genoemd), en CDA, VVD, PvdA en SP (vaak als linkspopulistisch aangeduid). Dit leidde tot een corpus van 2043 items en artikelen, die gecodeerd zijn door verschillende teams van codeurs op basis van een vaststaand codeerboek.

Resultaten
Uit de analyse van de campagnespotjes (figuur 1) komt een beeld van fluctuatie. Er zijn onverwachte pieken: niet in 2002 (het jaar van Fortuyn) maar in 1998 toen CDA, VVD en SP een populistische stijl hadden. Een tweede piek is 2006 toen de PVV ten tonele verscheen. Rechtse partijen hanteren een meer populistische stijl dan mainsteam partijen, maar de laatste kenden een piek eind 2002. Mainstream partijen vertonen populisme tot 2006, daarna neemt het af.

Figuur 1

De analyse van media (figuur 2) laat ook geen duidelijke trend zien. Er is een stijging in 2002, een daling in 2003, een stijging in 2006 en een dieptepunt in 2012. Opvallend is een piek in aandacht voor populistisch beleid in 2006. In het algemeen kwam de verwachting van toegenomen populisme in gratis publiciteit in de media niet uit.

Figuur 2

Wanneer gratis en betaalde publiciteit vergeleken worden (figuur 3), wordt duidelijk dat de eigen, betaalde publiciteit meer populistisch is dan wat er over partijen gemeld wordt. Bizar opvallend is dat talkshows na 2006 de eerste plek van campagnespotjes overnemen (de auteurs noemen dit niet, maar 2006 was het jaar dat Pauw & Witteman startte).

Figuur 3

Conclusie
De borrelpraters hebben ongelijk: in tegenstelling tot wat veel mensen denken is populisme in Nederland niet toegenomen, niet in de campagnespotjes en niet in de weergave door de media. Sterker nog, het beeld dat media schetsen van populistische partijen wordt met de jaren minder populistisch. De auteurs signaleren een paradox van populistisch succes: “Those parties win because of their anti-establishment ideas but their electoral success means they have joined the establishment, which they can then hardly credibly criticize anymore” (p. 14). Wellicht zijn media er verveeld mee geraakt.

Als er al een keerpunt is, dan is dat niet 2002 maar 2012. Dat is het jaar dat Wilders sterk verliest en populisme in de media op een dieptepunt is. Daarnaast blijkt dat mainstream partijen populistische retoriek vooral volgen in stijl en ideeën, maar niet in beleid.

Tot slot merken de auteurs nogmaals op dat de talkshow  het meest populistische genre is (nb: dus populistischer dan tabloidmedia). Ze stellen dat dit te maken kan hebben met een combinatie van nieuwswaarde (populistische leiders passen goed bij dit type programma) en de personalisering en popularisering die het zo goed doen in infotainment.

DEEL DIT BERICHT