Home / Blog / Scholen besteden nauwelijks aandacht aan seksuele diversiteit

Scholen besteden nauwelijks aandacht aan seksuele diversiteit

LATER LEZEN

‘Nederland is een vrije en open samenleving. Mensen kunnen zijn wie ze zijn en hun leven inrichten zoals ze willen.’ Zo opent het rapport Omgaan met seksualiteit en seksuele diversiteit, een beschrijving van het onderwijsaanbod van scholen van het Ministerie van Onderwijs. Wat gebracht wordt als observatie is echter eerder een doelstelling. Het rapport laat zien dat de werkelijke situatie hiermee niet overeenkomt. Scholen zijn verplicht aandacht te besteden aan seksuele diversiteit, maar dit gebeurt maar mondjesmaat en is sterk afhankelijk van de betreffende docent.

De inspectie deed onderzoek op 67 scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Er werden observaties gedaan en interviews afgenomen. Daarnaast is op ruim 200 scholen een survey uitgezet onder schoolleiders en leraren.

Incidenteel en weinig doelgericht
De wet zegt dat scholen leerlingen moeten leren om “respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit”. Die doelstelling is behoorlijk vaag. De Inspectie concludeert dat scholen daar wel aan voldoen. Als het gaat om de effecten van het onderwijs op dit vlak, stelt de Inspectie zich opmerkelijk terughoudend op. Scholen hebben daar weinig inzicht in, en treden vooral op tegen grensoverschrijdend gedrag. Vanuit het perspectief van kwaliteit is de Inspectie echter luid en duidelijk:

“Aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs maakt het mogelijk de factoren in kaart te brengen die bijdragen aan een succesvolle uitvoering, of deze bemoeilijken. Vanuit dit perspectief constateert de inspectie dat het onderwijs gericht op omgaan met seksualiteit en seksuele diversiteit vaak incidenteel van karakter is, weinig doelgericht en leraarafhankelijk. Het aanbod is niet verankerd in het curriculum en niet georganiseerd vanuit doorlopende lijnen, waarin de aandacht die het onderwerp op verschillende momenten en plaatsen in het curriculum krijgt, is afgestemd. Het aanbod bestaat vaak uit losse lessen, die daar apart voor worden gegeven en weinig verbinding hebben met het overige onderwijs, of blijft geïsoleerd binnen de momenten uit de lesmethode. Al met al komt het onderwerp vaak slechts beperkt aan de orde” (p. 9).

Anders gezegd: scholen doen maar wat.

Enkele opmerkelijke resultaten
De frequentie waarmee scholen aandacht geven aan seksuele diversiteit is ontzettend laag. Voor 71 procent van de scholen in het voortgezet onderwijs is dat bijvoorbeeld maar eens of enkele keren per jaar. Dat betekent dat 29 procent van deze scholen minder vaak dan eens per jaar aandacht geeft aan seksuele diversiteit. In het mbo is dat de helft van de onderzochte scholen.

Op minder dan een derde van de scholen trof de inspectie (enigszins) uitgewerkte visies aan.  Ook leerdoelen worden niet geformuleerd. De denominatie van de school houdt daarmee verband.

Scholen hebben geen inzicht in de effectiviteit van de lessen. De focus ligt vooral bij grensoverschrijdend gedrag. 30-40 procent van alle schooltypen geeft aan dat jet onderwerp aandacht krijgt als er incidenten zijn geweest. Scholen hebben vaak wel een beeld van hoe het klimaat onder de leerlingen is.

Het incidentele karakter van zulke lessen blijkt ook uit de voorkeur die in het voortgezet onderwijs gegeven wordt aan projecten en thema’s (bijvoorbeeld rond Paarse vrijdag) en aan externe deskundigen zoals die van het COC.

DEEL DIT BERICHT