Fut door lol: humor in Nederland tijdens WWII
Hitler en Goering praten samen, nu ze op het punt staan te vertrekken en Goering doet het voorstel zich tot Nederlander te laten naturaliseren. Goed, ze gaan naar Den Haag, Goering als bedenker van het plan gaat eerst naar binnen. Één uur, nog een uur gaat voorbij, en nog een; Hitler denkt bij zichzelf “wat zal die Hermann ’n goeie Hollander worden”. Daar stormt Goering al naar buiten. “En?”, vraagt Hitler, “hoe was het?” “Donder op, vuile rotmof…!”
(Abraham Nolst Trinité, Dagboek 2., 10 januari 1942)
In de Tweede Wereldoorlog werden volop grappen gemaakt over de bezetter. Die grappen werden ook vastgelegd: er waren mensen die zelf moppenboekjes bijhielden. Zo verzamelde ene Cornelia Dulith-van Vollenhovens moppen in het boekje Fut door lol, dat nu opmerkelijk hedendaags klinkt (het is een vrije vertaling van Kraft durch Freude). Na de oorlog werd het belangrijk gevonden de moppen voor het nageslacht te bewaren. In een artikel in het e-zine Vertelcultuur duidt Maia Bijl de humor van WWII.
Ophangen of tegen de muur zetten
Moppen werden overal bedacht en doorverteld, maar ze werden ook verspreid via de illegale pers. Radio Oranje zond vanaf 1941 het programma De Watergeus uit waarin anti-Duitse liedjes en sketches werden gebracht.
Met name deze grap werd regelmatig gememoreerd: in een voorstelling kwam Buziau met een portret het podium op lopen, waarna hij zei: “Ik kreeg een portret van oom Herman, maar nou weet ik niet wat ik er mee moet doen. Ophangen of tegen de muur zetten?” In sommige variaties was het geen portret van Göring maar van Hitler (p. 7).
Vaak waren grappen oorlogsvariaties op bestaande moppen, zoals ‘er komt een man bij de dokter’ of ‘een Duitser, Belg en Nederlander’. Ze gingen over dagelijkse aspecten van leven in oorlogstijd zoals schaarste en NSB’ers. Net zoals nu met grappen op Twitter was het noodzakelijkheid om betrokken te zijn bij het onderwerp en om te snappen hoe gevoelig het onderwerp was. Ze moeten dus in de context bezien worden.
“De Hollanders maken het uitstekend”, verteld [sic] iemand, “maar ze zijn fluitketels.” “Fluitketels?” “Ja, ze fluiten de hele dag, maar van binnen koken ze.” (p. 9).
Bijl stelt dat deze populaire mop overeenkomt met historische inzichten over Nederlanders tijdens WWII: ze namen innerlijk stelling tegen de Duitsers, maar aan de buitenkant zag je dat niet. Deze grappen zijn volgens Bijl een afspiegeling van de publieke opinie. Humor is een manier om onder een dictatuur meningen toch te uiten en kritiek te leveren. Het gaat dan ook om politieke humor.
“Rotzak”, zegt een Jordaan-joch, als hij een Duits militair passeert. “Rot – zak”. De Duitser kent het woord niet en informeert in een winkel, wat het betekent. “O”, zegt de winkelier, “dat is in het Duits: held.” Als de Duitser de winkel verlaat zegt het joch weer: “Rotzak.” “Ja”, zegt de Mof vriendelijk. “Ich kleiner Rotzak, aber der Führer ein gros – ser!” (Ken-je-die?, p.37 – geciteerd op p. 13)
Verzet
Bijl betwist dat we zulke grappen moeten zien als verzet, al stelt ze dat Nederlanders dit toen vast wel zo hebben ervaren. Ze noemt het “kleine samenzweringen tegen de collectieve vijand”. Het gaf de bezette een klein beetje een gevoel van zelfstandigheid en saamhorigheid. De moppen laten zien wat er in samenleving speelde, maar dat betekent niet dat ze ook veranderingen tot gevolg hadden. Via humor werden opgekropte gevoelens geuit, waardoor mensen hun onvrede niet gewelddadig zouden uiten. Uiteindelijk waren de grappen volgens Bijl relatief onschuldig: het was een vorm van vermaak waarmee mensen elkaar een hart onder de riem staken.
Meer voorbeelden van moppen in het artikel, dat online te lezen is (pp. 6-16).