Grote overeenstemming over wat online lastigvallen is – maar seksisme wordt zwaarder gezien dan racisme
Online harassment is een groot probleem voor netwerken als Twitter en Facebook, omdat ze er maar niet in slagen gebruikers een veilige omgeving te bieden. Een probleem daarbij is het trekken van de grens: wanneer telt iets als online lastigvallen? Pew Internet legde aan 4.151 volwassen Amerikanen drie scenario’s voor. Voor elke stap in het scenario moesten ze aangeven of het online lastigvallen was. Bovendien werd hen gevraagd of het sociale medium had moeten ingrijpen.
Die scenario’s verliepen op eenzelfde manier: David en een vriend voeren een online privégesprek over een politiek gevoelige kwestie. David zegt daarbij iets dat de ander beledigt, die vervolgens het gesprek doorstuurt aan wat mensen. Een van die mensen deelt de conversatie vervolgens publiekelijk op een sociaal netwerk, waarop David vervelende berichten van vreemden ontvangt. De conversatie wordt vervolgens opnieuw gedeeld door iemand met veel volgers. De berichten aan Davod worden dan grover. Als iemand Davids telefoonnummer en huisadres online zet, ontvangt hij bedreigingen.
In het tweede scenario is David vervangen door Julie en zijn de berichten die ze krijgt gericht op haar uiterlijk en seksueel gedrag. In dit geval worden haar gegevens niet gedeeld, maar wordt een foto van haar seksistisch bewerkt. Het derde scenario gaat over racisme: David heet dan John en het commentaar dat hij krijgt gaat over zijn huidskleur en bevat racistische beledigingen. Ook zijn foto wordt bewerkt.
Het goede nieuws: de respondenten zijn behoorlijk eensgezind over de grenzen liggen. Het sturen van berichten aan de slachtoffers wordt steeds door een ongeveer even grote meerderheid gezien als online lastigvallen. Het slechte nieuws: interventie van het sociale netwerk wordt minder gewenst geacht in het racistische scenario: 66 procent van de respondenten vond dat het platform had moeten ingrijpen toen Julie grove berichten kreeg, tegenover slechts 57 procent bij John. Voor de bewerkte foto’s van Julie vond 71 procent ingrijpen gewenst, maar nog steeds maar 57 procent bij John. Ook voor de bedreigingen zijn we dat verschil: interventie bij Julie vond 76 procent gewenst, maar toen John werd bedreigd vond maar 67 procent dat.