Home / Blog / De radicaalfeministen hebben het mis: porno is wél goed voor het feminisme

De radicaalfeministen hebben het mis: porno is wél goed voor het feminisme

LATER LEZEN

In de jaren ’70 en ’80 formuleerden radicaalfeministen kritiek op pornografie. Zij hebben daarmee de toon gezet voor het debat dat sinds internetporno weer hevig opgelaaid is. Susan Brownmiller beweerde bijvoorbeeld in 1975 dat seksueel expliciet materiaal een vertekend beeld van seksualiteit geeft, waarin vrouwen worden afgebeeld als “anonymous,panting playthings, adult toys, dehumanized objectsto be used, abused, broken and discarded’’ (p. 394). Het idee is dat porno vrouwen ondergeschikt verbeeldt en dat het kijken naar zulke beelden een effect heeft in de rest van het leven: de kijker zal hierdoor vrouwen als minderwaardig zien.

Er is experimenteel onderzoek dat deze beweringen ondersteunt, maar die studies zijn relatief oud en hadden een zeer kleine steekproef. Daarnaast is er recenter onderzoek dat geen verband vindt. In deze studies wordt geen onderscheid gemaakt tussen gebruikers en niet-gebruikers van porno, en dat zou wel moeten om de claim van radicaalfeministen te testen. Immers, als wat zij zeggen klopt moeten niet-gebruikers meer gelijkwaardige opvattingen over mannen en vrouwen hebben dan mensen die wel porno kijken. In een recent artikel [abstract] toetsen Canadese psychologen en een socioloog in hoeverre dit klopt.

Methode
De onderzoekers gebruikten de General Social Survey, een langlopende Amerikaanse vragenlijst die sinds 1973 afgenomen wordt. De survey bevat verschillende vragen over allerlei onderwerpen, waaronder opvattingen over gendergelijkheid. Het gaat om vragen als ‘zie je jezelf als feminist?’, ‘vind je dat vrouwen het huishouden moeten runnen?’, ‘zou je op een vrouw stemmen als zij geschikt was voor een politieke plek?’, ‘in hoeverre vind je dat het familieleven eronder lijdt als een vrouw voltijds werkt?’. Er zijn ook vragen over abortus en het traditionele gezin.

Daarnaast worden respondenten gevraagd naar hun pornogebruik met de vraag of ze een ‘X-rated film’ hadden gekeken in het afgelopen jaar. De steekproef bestond uit 10.946 mannen en 14.101 vrouwen.

Resultaten
De onderzoekers vonden geen verband tussen pornogebruik en identificatie als feminist. Mannen die porno kijken denken positiever over vrouwen in machtsposities dan mannen die geen porno kijken. Dit effect was nog sterker bij vrouwen. Pornokijkers hebben minder negatieve opvattingen over vrouwen op het werk en minder negatieve opvattingen over abortus. De onderzoekers vonden geen verschillen tussen pornokijkers en niet-pornokijkers als het aankwam op het traditionele gezin.

Conclusie
Kortom, de onderzoekers vonden geen bewijs voor de stelling dat pornografie samenhangt met steun voor genderongelijkheid. In plaats daarvan spreekt deze studie die aanname tegen: pornokijkers zijn voor gendergelijkheid. Ze schrijven:

“Instead of demonstrating strong associations between pornography use and support of nonegalitarianism, if anything the current findings actually suggest weak associations in the opposite direction. Compared to nonusers, participants who reported viewing a pornographic film in the previous year also reported more positive attitudes toward women in positions of power, less negative attitudes toward women in the workforce, and less negative attitudes toward abortion—attitudinal differences that suggest many pornography users may be useful allies in the struggles that women face in obtaining public office, economic independence (and perhaps equal pay), and reproductive autonomy and bodily integrity” (p. 7).

In een lange discussie betogen ze dat deze resultaten aansluiten bij eerdere empirische studies waarin ook positieve verbanden werden gevonden tussen porno kijken en gendergelijkheid onderschrijven. Ze besluiten hun conclusie:

“In light of this evidence, continued anti-pornography rhetoric proclaiming that “pornography is what the end of the world looks like” (Jensen 2010, p. 105) appears unjustified” (p. 10).

DEEL DIT BERICHT