Home / Blog / Tieners vinden geweld niet echt, grappig en onderdeel van opgroeien

Tieners vinden geweld niet echt, grappig en onderdeel van opgroeien

LATER LEZEN

Geweld is gangbaar onder kinderen en jongeren: op scholen wordt er gepest en thuis vechten broers en zussen. Kinderen en jongeren geven dat geweld een plekje: ze praten en denken erover, en contextualiseren het. Recent onderzoek met Zweedse tieners [abstract] laat zien dat daarbij een tijdscomponent (vroeger of doorgaand) en een plaatscomponent (veraf/afwezig of dichtbij/aanwezig) een rol spelen. De tieners zagen veel gewelddadige situaties inderdaad als gewelddadig, maar vertoonden ook een ambivalente houding ten aanzien van geweld.

De onderzoekers verzamelden data op zes scholen die deelnamen aan een geweldspreventieprogramma, Mentors in Violence Prevention. Het materiaal bestond uit video-opnames van de lessen, observaties tijdens de lessen en – met name – groepsinterviews met leerlingen en docenten. De onderzochte scholen boden beroepsopleidingen aan, de leerlingen waren tussen de 13 en 19 jaar oud.

Geweld is overal maar dat geweld is niet echt
Aan de ene kant werd geweld gezien als iets dat overal is en vaak voorkomt: jongens die in de klas met stoelen gooien of een jongen die een met een vleesmes andere leerlingen bedreigt. Aan de andere kant wisten de leerlingen niet of dit wel telde als echt geweld. Als mensen op school vechten is dat vaak voor de lol, je ziet ze lachen. Fysiek geweld is iets dat deze leerlingen associëren met vroeger, nu gebeurt het – zo stellen ze – meer online.

De school was volgens de leerlingen geen plek waar echt geweld kan plaatsvinden. De architectuur is zo dat er geen grote ruimtes zijn waar je uit het zicht bent. Dat wijst erop dat de leerlingen geweld begrepen als iets dat alleen gebeurt op verborgen plekken of op plekken zonder volwassen toezicht, zoals op feestjes of op straat. Daarbij werd een onderscheid gemaakt in het type geweld: voor de meisjes zijn feestjes gevaarlijke plekken omdat seksueel geweld daar vaak gebeurt. Ook online was het voor meisjes gevaarlijker, omdat seksuele intimidatie, slutshaming en geseksualiseerde haat volgens hen vooral daar plaatsvond. De meisjes noemden meer onveilige locaties dan de jongens.

Vrienden vechten niet
Een ander thema dat naar voren kwam is de relatie tussen geweld en sociale relaties. Als je vrienden bent met iemand, beschermt dat je tegen geweld vanuit die persoon. Populair zijn en veel vrienden hebben beschermt nog weer verder. Populaire mensen kunnen bovendien tussenbeide komen in gewelddadige situaties.

Jongens vermeden slachtofferschap door geweld weg te lachen als spelen en stoeien. Pestsituaties werden dan gezien als “messing around”, als onbedoeld ongelukje, als deels gerechtvaardigd en onvermijdelijk. Zulke play fights kwamen volgens de tieners vooral voor onder kinderachtige jongens en werden gezien als onderdeel van opgroeien voor jongens:

“Play fights are framed as being a natural part of boys’ growing up but should ideally evolve into a more mature form of socialising.” 

Het is dus volgens de respondenten de bedoeling dat jongens ook weer uit dit gedrag groeien. Ook online seksueel pesten zagen de meiden als een teken van onvolwassenheid:
“I would say that on this Instagram account they are young boys. I don’t think a grown man would do something like this. It’s more like the bad behaviour of young boys. Still, it makes me feel unsafe at school. I feel like, what if someone posts something …”
Er waren ook meisjes die dit frame van onvolwassenheid afwezen en ingingen tegen het ‘boys will be boys’-idee.

Genormaliseerd
De auteurs concluderen dat jongeren ‘discursieve manoeuvres’ uitvoeren: op behendige wijze zo draaien met taal dat geweld geen onderdeel is van hun levens.

“The interviewees more often perceived violence as ‘real’ if they viewed it from a distance in space and time; ‘realness’ also depended on the degree of intimacy in their social relations. ‘Real’ violence, they suggested, occurred at parties or online, a long time ago when the perpetrators were more immature, or was committed by other unknown young people outside school. This discourse co-constitutes violence and space, making violence both hidden and noticed, located and locatable in specific places, relationships, bodies and situations.”

Met die talige onderhandeling normaliseren de jongeren geweld in hun alledaagse levens. Als het niet echt is, grappig en een onvermijdelijk onderdeel van opgroeien dan is het geen probleem. ‘Echt’ geweld is dat wel. De onderhandeling doet mij denken aan het begrip van racisme: voor sommige witte mensen is dat iets dat vroeger gebeurde, of dat vooral een Amerikaans probleem is. Zo sluit je gemakkelijk de ogen voor wat er nu gebeurt in Nederland (of België of Zweden) en hoeft er dus niets te veranderen.

Het is ook een manier om eigen gedrag recht te praten. In mijn promotieonderzoek zag ik hoe meisjes de definitie van pesten onderhandelden ter rechtvaardiging van hun gedrag: als iemand het verdient (omdat ze bijvoorbeeld een klikspaan is), is het geen pesten. Opvoeders die pesten willen bestrijden – of geweld willen tegengaan – zullen dus moeten doorvragen bij leerlingen en het pesten/het geweld contextualiseren, zoals de auteurs schrijven: “not as isolated events but instead as something that is enmeshed in spatial and temporal processes that individuals make sense of from a situated and age-determined perspective”.

DEEL DIT BERICHT