De trickle-down-effecten van de megamusical
Megamusicals zijn ongekend populair, maar krijgen nauwelijks aandacht vanuit de wetenschap. Binnen mediastudies doen we niet zoveel met muziek, daar heb je immers musicologie en theaterwetenschap voor. Daar houden ze zich echter vooral met hogere vormen van cultuur bezig. Nu is er aan de UvA een bijzonder hoogleraar Musicals aangesteld die daar bij de Afdeling Kunst- en cultuurwetenschappen verandering in gaat brengen. In haar oratie [Nederlandse vertaling] stelt Millie Taylor dat musicals de impact van musicals op andere bedrijfstakken erg groot is.
De megamusical
De eerste megamusical was Jesus Christ Superstar in 1971. De grote naam hier is Andrew Lloyd Webber, die ook Cats (1980) en Les Misérables (1985) maakte. Disney liftte in de jaren 90 mee op dat succes met producties als The Lion King (1997). Veel van deze titels werden ook naar Nederland gehaald. In 2000 besloot Joop van den Ende zich op deze tak te gaan richten, en sindsdien produceerde hij bijvoorbeeld Ciske de Rat (2007) en Hij Gelooft in Mij (2012).
Megamusicals zijn volgens Tayler vaak “doorgecomponeerd”, dat wil zeggen volledig gezongen met slechts enkele of helemaal geen gesproken scènes. De muziek is aansprekend, een combinatie van pop, rock en musicalstijl, net als de verhalen die verteld worden.
Doorspijpeleffect
Tayler gaat zich niet richten op het bestuderen van die kenmerken van megamusicals of hun betekenis voor bezoekers, maar is geïnteresseerd in de netwerken en ecosystemen rond deze musicals. Ze wil “laten zien hoe de infrastructuur die de megamusical voortbrengt, symbiotisch kan zijn met andere bedrijfstakken”.
De megamusical zorgt volgens Tayler voor een doorsijpeleffect, naar het idee van trickle-down economics, dat niet direct zichtbaar is. Een megamusical trekt toeristen aan, die ook geld uitgeven in boekwinkels, horeca, vervoer. Tayler: “in Singapore wordt bijvoorbeeld voor elke dollar die aan een theaterkaartje wordt uitgegeven, nog eens 2,80 dollar gespendeerd aan ondersteunende diensten”.
Daarnaast heeft dit type theater gezorgd voor technologische innovatie, zoals de miniatuurmicrofoon, computergestuurd licht en decordelen, bijzondere trekkenwandinstallaties en de automatisering van decors. Dankzij het wereldwijde commerciële succes van megamusicals is het voor bedrijven economisch rendabel hierin te investeren en zo tegemoet te komen aan de creatieve behoeften van “die bijzondere nieuwe musicals”.
Bovendien ziet Tayler een verband tussen de markt voor megamusicals en acteursopleidingen:
“Dat is nog zo’n deel van het ecosysteem met een grote dynamiek, waarin mensen heen en weer bewegen tussen opleiding, lesgeven, optreden, produceren en maken.”
Kleine theaters programmeren musicals opnieuw, verzorgen in Groot-Brittannië lezingen en musicalworkshops. Lokale initiatieven binnen het jongerentheater, community-theaters en reizende gezelschappen bestaan volgens Tayler mede omdat er uitzicht is op een mogelijk internationale loopbaan via succesmusicals.
Waarde
Dat is nog eens een loftrompet! Het is essentieel hier op te merken dat de leerstoel van Millie Taylor wordt gefinancierd door de VandenEnde Foundation en dat er dus duidelijk een belang is bij het op deze manier belangrijk maken van de musical. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het goed is dat deze leerstoel er is en dat er in Nederland meer onderzoek komt naar deze cultuuruiting waar zoveel mensen zoveel plezier aan beleven.