Games spelen is niet hetzelfde als gamer zijn
Al mijn hele leven lang game ik. We hadden vroeger thuis een PC, een spelcomputer (waar je games met cassettebandjes moest laden) en verschillende goedkope handheld-games waar maar één spelletje opgespeeld kon worden (Donkey Kong bijvoorbeeld). Toen ik op kamers ging wonen speelde ik eindeloos Civilisation I en later II. Nu heb ik een Playstation II en speel ik al jaren Wordfeud. Toch noem ik mezelf geen gamer. Dat voelt als een te specifieke identiteit waarvoor ik te weinig ‘game-kapitaal’ heb – in Bourdieuaanse termen.
Een recent onderzoek van Pew Internet laat zien dat ik niet alleen ben. De helft (49%) van de Amerikaanse volwassenen speelt games, maar slechts tien procent noemt zichzelf ook gamer. Er is daarbij een groot sekseverschil: vijftien procent van de mannen noemt zichzelf gamer tegenover zes procent van de vrouwen. Dat grote verschil komt niet overeen met het daadwerkelijke sekseverschil in het spelen van games: vijftig procent van de mannen doet dat en 48 procent van de vrouwen.
Gamen wordt gezien als een mannelijke identiteit, zelfs onder de vrouwen die gamen. Wellicht heeft dat te maken met de associatie die games hebben. Veertig procent meent dat er een verband is tussen geweld in games en gewelddadig gedrag. Vrouwen vinden dat sterker dan mannen. Zelfs mensen die zelf gamen vinden dat dit verband bestaat: 26 procent van de mensen die zichzelf gamer noemt gelooft hierin. Die negatieve houding blijkt ook uit andere antwoorden: ruim een kwart vindt dat games zonde van de tijd zijn. Daarbij geldt overigens dat zelf spelen eerder leidt tot positieve antwoorden, zoals vinden dat games strategische en communicatievaardigheden verbeteren.
Wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van games is dubbelzinnig: er zijn onderzoeken die aantonen dat games inderdaad gewelddadig maken en onderzoeken die dat ontkrachten. Het is dus niet gek dat het publiek hier het zijne over denkt. In onderzoek naar games is het gebruikelijk om een onderscheid te maken tussen soorten games: Mortal Combat en Halo zijn volkomen anders dan Angry Birds en Candy Crush. Rondom de eerste twee bestaat een gemeenschap van fans die elkaar uitgebreid opzoeken en die daadwerkelijk een identiteit delen. Rond de laatste twee bestaat zo’n gemeenschap niet: het spelen is meer casual. Niemand zal betogen dat je van Wordfeud agressief wordt.
Games zijn volwassen geworden – net als ik. Net zoals Star Wars kijken is het spelen van games niet langer voorbehouden aan een kleine groep nerds (m/v). Beiden zijn een volwaardig onderdeel geworden van brede populaire cultuur. Het meest opmerkelijk aan dit onderzoek is misschien dan ook het grote aantal volwassen Amerikanen dat nog steeds niet gamet. Wellicht heeft dat iets te doen met de vraagstelling: fervente Freecell-spelers zullen dit misschien niet zien als een game, maar ‘gewoon’ als een digitaal spel.